Blekenbrink sfeer 2013 002

Fokkerij

 De fokkerij van DE BLEKENBRINK startte in 1966 te Heerde onder de stalnaam Van op d'n Dries.

de fokkerij

begin en basis
De fokkerij van DE BLEKENBRINK startte in 1966 te Heerde onder de stalnaam Van op d'n Dries. Eerst met paarden van (achteraf gezien) middelmatige kwaliteit. In 1972 werd voor het eerst doelgericht een goede fokmerrie uit IJsland geïmporteerd. Deze merrie (Nott frá Gufunes, v: Vordur frá Arnanes) blijkt later de basis te zijn van onze beste fokmerries. Een tweede belangrijke impuls in onze fokkerij was in 1976 de import van Fluga frá Geirshlið, v: Hrafn frá Arnanes), drachtig van Froði frá Hesti en moeder van diens bij ons geboren Hjörtur van op d'n Dries.


Fluga heeft maar liefst drie goedgekeurde hengsten voortgebracht:

  • Nasi frá Geirshlið 940, op IJsland in 1980 beoordeeld met 7,79
  • Lettfeti van op d'n Dries (1979), in 1983 door NSIJP met 7,83 naar de EK-fokshow in Zweden uitgezonden en daar met 7,74 als derde geëindigd.
  • Hjörtur van op d'n Dries (1977), in 1986 beoordeeld op 7,67.

Hjörtur van op d'n Dries was een kleine (1,29) vijfganger hengst  met veel oprichting, veel temperament, veel tölt en een uitstekend karakter. Deze eigenschappen komen in sterke mate terug bij zijn nakomelingen. Van 1984 tot 1998 heeft Hjörtur een belangrijke stempel op de fokkerij van Op d'n Dries en later DE BLEKENBRINK gedrukt. Hjörtur en ruiter hebben tot het laatst toe (juni 2003) volop genoten van het rijden.


bezinning en ambitie
In 1994, wij woonden inmiddels 11 jaar in Klarenbeek, stelden wij onszelf voor de keuze: doormodderen, of professionaliseren. Doormodderen hier vooral letterlijk op te nemen: de grondgesteldheid is hier zodanig dat de paarden 's winters wel erg in de modder staan. Wij kozen er voor om de fokkerij van IJslandse paarden uit te bouwen tot een volwaardige bedrijfstak van ons landbouwbedrijf.


Deze keuze hield in:

  • een stal bouwen voor 20 paarden,
  • een eerste klas hengst importeren,
  • groeien naar een bestand van 20 paarden,
  • het merriebestand op een hoger niveau brengen (selectie en aankoop)

Deze doelen hebben wij eind 2001 grotendeels bereikt.


Onze ambitie is dat DE BLEKENBRINK tot de beste fokstallen van Nederland hoort. Om in Michelin termen te spreken: 2 sterren, als je half in de buurt bent de moeite waard om er een omweg voor te maken. In termen van de IJslandse fokkerij: wij streven naar een bestand van paarden boven 7,75 punten.

de houderij

's zomers: weidegang

's winters: open loopstal

Vanaf begin november tot eind april staan de paarden bij ons op stal. Het is in die periode zo nat dat het ons niet goed mogelijk is ze buiten voldoend te voeren. Ze lopen alles kapot en trappen het voer de modder in. Bovendien is water bij vorst een probleem. Op De Blekenbrink staan de paarden in een moderne open loopstal. Voor de paarden is dat gezond, en levert het door groepshuisvesting sociale interactie op. Voor ons levert het een enorme arbeidsbesparing op. Gedurende de stalperiode krijgen zij drie keer per week een halve dag vrije uitloop op ongeveer een hectare.

het ontwerp
De stal is ontworpen voor 20 paarden. Bij het ontwerp zijn wij uitgegaan van de het ontwerp voor een open loopstal voor paarden van het Proefstation voor de Rundveehouderij, Schapenhouderij en Paardenhouderij (PR) te Lelystad. De minimale afmetingen die zij voor grote paarden geven hebben wij vermenigvuldigd met 0.8 (ongeveer het hoogteverschil tussen een IJslander en een KWPN-er): de berekende norm. De groepshokken hebben een totale afmeting van 18 x 6,50 m. De minimale diepte achter het voerhek is nodig om de paarden, bij voernijd en het zoeken van hun plaats,  de ruimte te geven om naar achteren weg te kunnen komen.

De stal is onderverdeeld in 3 compartimenten: merries (12 à 13) veulens (4) en hengsten of ruinen (4 à 5). Het middelste compartiment is voor de veulens gereserveerd zodat de hengsten nooit naast de merries staan. De veulens kunnen vrij bewegen tussen hun compartiment en dat van de merries. Voor het voerhek (18 m lang) loopt een voerpad van 3 m breed. Deze gang is toegankelijk voor de trekker. De totale oppervlakte is zo 18 x 9,50 m2.

voerhek
Het ontwerp van het voerhek is een belangrijk detail. Anders dan koeien komen paarden als ze schrikken of willen vluchten met het hoofd ver omhoog. Het hek moet zo hoog zijn dat zij dan het hoofd niet stoten. De breedte let nauw: het hoofd moet er makkelijk tussen door kunnen en de schouders eigenlijk niet. Tenslotte moet de onderkant dicht zijn om te voorkomen dat de paarden het voer in de potstal trekken of dat de mest tussen het voer komt. Na enig experimenteren met losse buis en klemmen kwamen wij tot de volgende afmetingen (en die bevallen prima):

voeding
De paarden worden twee maal per dag gevoerd. Zij krijgen kuilgras uit grote balen en aardappelen (ongeveer 3 kilo per paard per dag). Daarnaast kunnen zij regelmatig over een liksteen beschikken. In beide buitenhoeken van de stal staat een MiraFount geïsoleerde drinkbak (model met de drijvende bal). De veulens drinken in het compartiment van de merries

mestsysteem
De stal is uitgevoerd als potstal. Over de totale lengte ligt in het midden een met tegels afgedekte giergoot. De vloer ligt naar deze giergoot op afschot (ca 1%). Als strooisel wordt stro gebruikt, ongeveer 20 balen per week. De stal wordt door ons twee maal per seizoen uitgemest: in februari en als de paarden begin mei weer naar buiten gaan. Uitmesten met de trekken kost ons minder dan een dag per keer.

keuze stalontwerp
Toen wij in 1994 besloten een stal voor ca 20 paarden te bouwen hebben wij ons laten adviseren door de specialist paardenhouderij van DLV. Daarnaast hebben wij een aantal bestaande stallen bekeken. Voor ons stond bij voorbaat vast dat wij naar een systeem van groepshuisvesting wilden. Dat levert meer bewegingsruimte en natuurlijker gedrag dan huisvesting in individuele boxen en is bovendien goedkoper. Voor een fokkerijbedrijf, waar de nieuwe paarden in de koppel als veulen onder de beschermende hoede van de merrie binnenkomen, is dat ideaal. Voor een handelsstal, met sterk wisselende groepssamenstelling, is dat niet aan te bevelen. De ruimte is te klein om de onvermijdelijke  rangordegevechten uit te vechten. Dit beeld werd tijdens onze oriënterende zoektocht bevestigd.

nieuw IJslanderzadel van Hulsebos

Voor de wat oudere IJslander ruiters is het "Hulsebos zadel" een wel haast legendarisch begrip. Oerdegelijk, heel geriefelijk en je kon er goed op z’n IJslands op zitten (benen naar voren en bovenlichaam naar achteren, zoals we dat toen uit de verhalen en plaatjes kenden). Het was ook een echt endurance zadel, we waren er dagen op onderweg, de hele Veluwe over, kompleet met bepakking. Ik heb er twee gehad en vindt het nog steeds moeilijk om de laatste weg te doen.

Maar de tijden veranderen en zo ook de eisen die wij aan een goed IJslander zadel stellen. Met de ontwikkeling van de IJslandse wedstrijdsport op het vasteland van Europa en met de invloed van de (vooral Duitse) ruiters met ervaring in de klassieke rijkunst ontwikkelden zich zowel op IJsland als op het vasteland nieuwe modellen, die beter geschikt waren voor de wijze van zitten en rijden zoals we die nu kennen.

In 2000 was ik weer eens aan een nieuw zadel toe. Ik had in de jaren ’70 al eens een Waldhausen Feldmann-Spezial gekocht wat ik nog steeds een fantastisch zadel vind en waar in januari 2006 door Waldhausen nieuwe kussens onder gemaakt werden. Sinds een jaar of 10 hebben we een Top Reitter van Peter Lange met ribzit, tamelijk geriefelijk maar niet speciaal, meer een goede tweedehands gelegenheidsaankoop. Maar nu was ik toe aan een goed zittend en degelijk zadel, een combinatie van modern IJslands en endurance. Toevallig stond dat jaar Hulsebos (jr.) op een IJslanderwedstrijd met zijn nieuwe model te showen. Het zag er fantastisch uit, modern in singelbevestiging en de beugelriemen onder het zweetblad, mooi lang zweetblad vrij recht naar beneden, oerdegelijk (als het oude model van zijn vader) en toch niet te dik. Kortom, we hebben een half jaar later dat zadel eens op verschillende paarden geprobeerd en besloten er een te laten maken.

Sinds zomer 2001 hebben we de nieuwe Hulsebos nu in gebruik. Het is inderdaad een oerdegelijk zadel en het zit heel comfortabel. Echt weer een zadel waar je de hele dag op kunt zitten. Maar, net als bij nieuwe schoenen, je moet er eerst aan wennen, dachten we. Telkens als je er op weg reed had je het gevoel dat de achterhand van het paard iets omhoog kwam. Om daar wat aan te doen hebben we in 2002 de kussens achter wat dunner laten maken, iets minder vulling er in. Dat hielp wel, maar was niet afdoende. Na veel vergelijken, met name met de Feldmann Spezial van Waldhaussen, kwamen we tot de slotsom dat het diepste punt van de zit te ver naar voren lag, de zit liep naar achteren toe te veel op. Nu herinnerde ik me dat Hulsebos sr. mij ooit eens had laten zien hoe hij in het oude type zadel de zit had aangepast door de bespanning van de boom anders op te bouwen. Met die kennis en met onze wens het diepste punt van de zit meer achterin het zadel te hebben, heeft Hulsebos jr. onder mijn meekijkende blik de bespanning van de boom zodanig gewijzigd dat het diepste punt van de zit zo’n 5 cm. verder naar achteren is komen te liggen. Verder heeft hij voor de bekleding van de zit een dunner materiaal genomen dat zich nog aanpast aan de zit van de ruiter. Sinds november 2005 hebben we ons zadel met vernieuwde zit nu weer in gebruik. Onze conclusie is dat de verandering een enorme verbetering is. We hebben nu een goed zittend, zeer comfortabel IJslander endurance zadel dat er bovendien prachtig uit ziet.